zwichtte
- zwicht·te
vervoeging van |
---|
zwichten |
zwichtte
- enkelvoud verleden tijd van zwichten
- Ik zwichtte.
- Jij zwichtte.
- Hij, zij, het zwichtte.
- Ik zwichtte.
- ▸ Zelfs Lavinia zwichtte voor haar charme en wekte de indruk trots, bijna gelukkig te zijn dat ze haar ter wereld had gebracht.[1]
- Het woord zwichtte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“Een waaier van geluk” (1988), Saga, ISBN 9788726484939