• zul·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zulten
zultte
gezult
zwak -t volledig

zulten

  1. overgankelijk inleggen in azijn, al of niet met zout
    • Dit vlees wordt gezult. 

de zultenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zulte
44 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be