• zu·gschpro·che
  • Pennsylvania-Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel zu- en met het voorvoegsel g-

zugschproche

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van zuschpreche [1]

hot zugschproche

  1. derde persoon enkelvoud voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van zuschpreche [1]
    «Die General Assembly hot sei Vorschlack zugschproche
    De Algemene Vergadering heeft zijn voorstel goedgekeurd.
  1. 1,0 1,1 Het voltooid deelwoord zugschproche wordt gecombineerd met een persoonsvorm van het hulpwerkwoord hawwe.