zoef
- zoef
zoef
- geeft het geluid aan van iets snel voorbijgaat
- Zoef, zoef en weer was er een week voorbij!
vervoeging van |
---|
zoeven |
zoef
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeven
- Ik zoef.
- gebiedende wijs van zoeven
- Zoef!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoeven
- Zoef je?
- Het woord zoef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoef" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be