• zo·den

de zodenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zode
vervoeging van
zieden

zoden

  1. meervoud verleden tijd van zieden
    • Wij zoden. 
    • Jullie zoden. 
    • Zij zoden. 
93 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be