zinspeelde
- Geluid: zinspeelde (hulp, bestand)
- zin·speel·de
vervoeging van |
---|
zinspelen |
zinspeelde
- enkelvoud verleden tijd van zinspelen
- Ik zinspeelde.
- Jij zinspeelde.
- Hij, zij, het zinspeelde.
- Ik zinspeelde.
- Het woord zinspeelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.