Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ziedt

Werkwoord

vervoeging van
zieden

ziedt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zieden
    • Jij ziedt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zieden
    • Hij ziedt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zieden
    • Ziedt!