• ze·gent
vervoeging van
zegenen

zegent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegenen
    • Jij zegent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zegenen
    • Hij zegent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zegenen
    • Zegent!