Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·nikt

Werkwoord

vervoeging van
zaniken

zanikt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zaniken
    • Jij zanikt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zaniken
    • Hij zanikt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van zaniken
    • Zanikt!