zakendeed
- za·ken·deed
vervoeging van |
---|
zakendoen |
zakendeed
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van zakendoen
- ... dat ik zakendeed.
- ... dat jij zakendeed.
- ... dat hij, zij, het zakendeed.
- ... dat ik zakendeed.
- Het woord zakendeed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.