• zab
vervoeging van
zabben

zab

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zabben
    • Ik zab. 
  2. gebiedende wijs van zabben
    • Zab! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zabben
    • Zab je? 


zab

  1. (plantkunde) Avena sativa   haver