• zaad·bak·jes

de zaadbakjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord zaadbak
    • Ze ging die voorjaarsochtend op haar knieën op de grond liggen en zaaide, langzaam en nauwgezet de instructies op de achterkant van het pakje zaadjes volgend, haar tomaten in schattige zaadbakjes. [1]