• wur·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wurmen
wurmde
gewurmd
zwak -d volledig

wurmen

  1. ergatief zich bewegen als een worm
    • De kleuter wurmde en snierkte, maar hij hield hem stevig vast. 
  2. wederkerend zich ~ uit door wormachtige bewegingen zich bevrijden
    • De kleuter wist zich uit zijn grip te wurmen. 
  3. zich met moeite ergens doorheen wringen
     'Op drukke dagen hadden we hier enorme files. Er stond zelfs een gendarme op een rond podiumpje het verkeer te regelen', zegt ze, wijzend op een totaal verlaten kruispunt. Velen hebben zowaar heimwee naar die legendarische files van volgepakte auto's die zich door smalle dorpsstraten wurmden.[1]

de wurmenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wurm
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be