wurmen
- wur·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wurmen |
wurmde |
gewurmd |
zwak -d | volledig |
wurmen
- ergatief zich bewegen als een worm
- De kleuter wurmde en snierkte, maar hij hield hem stevig vast.
- wederkerend zich ~ uit door wormachtige bewegingen zich bevrijden
- De kleuter wist zich uit zijn grip te wurmen.
- zich met moeite ergens doorheen wringen
- ▸ 'Op drukke dagen hadden we hier enorme files. Er stond zelfs een gendarme op een rond podiumpje het verkeer te regelen', zegt ze, wijzend op een totaal verlaten kruispunt. Velen hebben zowaar heimwee naar die legendarische files van volgepakte auto's die zich door smalle dorpsstraten wurmden.[1]
de wurmen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord wurm
- Het woord wurmen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wurmen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be