• word ge·waar
vervoeging van
gewaarworden

word (...) gewaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gewaarworden
    • Ik word gewaar. 
  2. gebiedende wijs van gewaarworden
    • Word gewaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gewaarworden
    • Word je gewaar?