woog
- Geluid: woog (hulp, bestand)
- IPA: / wox / (1 lettergreep)
- (Noord-Nederland): /ˈʋoχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈβ̞ox/
- woog
vervoeging van |
---|
wegen |
woog
- enkelvoud verleden tijd van wegen
- Ik woog.
- Jij woog.
- Hij, zij, het woog.
- Ik woog.
- ▸ ‘Mijn rugzak woog wel 20 kilo, en nu loopt iedereen met dat ultralichte spul.[1]
- Het woord woog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "woog" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be