wisst
- wisst
wisst
- sterke verbuiging derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van wisse
- «Ass viel vun eich wisst, Matz kann Druwwel bringe. Wie ich en Kind waar hot es oft Schneeschtarem in Matz gewwe.»
- Zoals velen van jullie weten, kan maart problemen met zich meebrengen. Toen ik een kind was, waren er in maart vaak sneeuwstormen.
- «Ass viel vun eich wisst, Matz kann Druwwel bringe. Wie ich en Kind waar hot es oft Schneeschtarem in Matz gewwe.»
dihr wisst
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van nemme (lokale variant)
- dihr wisse ww (lokale variant)
- dihr wisset ww (lokale variant)
- ihr wisse ww (lokale variant)
- ihr wisst ww (lokale variant)
- nihr wisse ww (lokale variant)
ihr wisst
- tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van wisse (lokale variant)
- dihr wisse ww (lokale variant)
- dihr wisst ww (lokale variant)
- dihr wisset ww (lokale variant)
- ihr wisse ww (lokale variant)
- nihr wisse ww (lokale variant)
dihr wisst
- tweede persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van wisse (lokale variant)
- dihr wisse ww (lokale variant)
- dihr wisset ww (lokale variant)
- ihr wisse ww (lokale variant)
- ihr wisst ww (lokale variant)
- nihr wisse ww (lokale variant)
ihr wisst
- tweede persoon meervoud toekomende tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van wisse (lokale variant)