westelijkte
- Geluid: westelijkte (hulp, bestand)
- wes·te·lijk·te
westelijkte
- enkelvoud verleden tijd van westelijken
- Beide vloten werden nu door den wind, die tegen den avond westelijkte, ongemerkt tot digt onder den Hollandschen wal voortgedreven, (…) [1]
vervoeging van |
---|
westelijken |
westelijkte
- enkelvoud verleden tijd van westelijken
- Ik westelijkte.
- Jij westelijkte.
- Hij, zij, het westelijkte.
- Ik westelijkte.
- Het woord westelijkte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weeda, P.Neêrlands heldendaden ter zee (1834) D. du Mortier en Zoon, Leiden; p. 44; geraadpleegd 2019-02-08