Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·mie·tert

Werkwoord

vervoeging van
wegmieteren

wegmietert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegmieteren
    • ... dat jij wegmietert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegmieteren
    • ... dat hij wegmietert. 
    • De tweede fout die Jeroen Brouwers gemaakt heeft is, dat hij in zijn schoonmaakwoede te veel wegmietert, waardoor twijfel rijst over zijn vermogen tot "proper" oordelen. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen