• weer·kaats·te
vervoeging van
weerkaatsen

weerkaatste

  1. enkelvoud verleden tijd van weerkaatsen
    • Ik weerkaatste. 
    • Jij weerkaatste. 
    • Hij, zij, het weerkaatste. 
  2. verbogen vorm van weerkaatst, voltooid deelwoord van weerkaatsen