• we·der·voer
vervoeging van
wedervaren

wedervoer

  1. enkelvoud verleden tijd van wedervaren
    • Ik wedervoer. 
    • Jij wedervoer. 
    • Hij, zij, het wedervoer. 
vervoeging van
wedervoeren

wedervoer

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wedervoeren
    • ... dat ik wedervoer.