Duits

Bijwoord

wann

  1. wanneer?, op welke tijd, op welk moment


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • wann

Voegwoord

wann

  1. als (als aankondiging van een tegenstelling)
    «Drauss iss es am schneehe alleweil, awwer wann die Daage laenger warre un’s widder wennich waarm watt, schtaerte die Bauere widder mit ihr Arewet.»
    Buiten sneeuwt het de hele tijd, maar als de dagen langer worden en het weer een beetje warm wordt, beginnen de boeren weer met hun werk.
Uitdrukkingen en gezegden
  • awwer wann
maar als
Opmerkingen