Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wan·den

Zelfstandig naamwoord

de wandenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wand

Werkwoord

vervoeging van
wannen

wanden

  1. meervoud verleden tijd van wannen
    • Wij wanden. 
    • Jullie wanden. 
    • Zij wanden. 

Gangbaarheid