waarschuw
- waar·schuw
vervoeging van |
---|
waarschuwen |
waarschuw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waarschuwen
- Ik waarschuw.
- gebiedende wijs van waarschuwen
- Waarschuw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waarschuwen
- Waarschuw je?
- Het woord waarschuw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.