Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vriest aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanvriezen

vriest (...) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvriezen
    • Jij vriest aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvriezen
    • Hij vriest aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanvriezen
    • Vriest aan! 

Gangbaarheid