• vraag·de

(verouderd)

vervoeging van
vragen

vraagde

  1. enkelvoud verleden tijd van vragen
    • Ik vraagde. 
    • Jij vraagde. 
    • Hij, zij, het vraagde. 
  • Vanaf de periode van het Vroegnieuwnederlands vrijwel geheel verdrongen door de sterke vorm vroeg(h).[1] Bij Vondel kwam de vorm vraagde nog wel voor[2]