voorvoel
- voor·voel
vervoeging van |
---|
voorvoelen |
voorvoel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorvoelen
- Ik voorvoel.
- gebiedende wijs van voorvoelen
- Voorvoel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorvoelen
- Voorvoel je?
- Het woord voorvoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.