Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voort·jak·kert

Werkwoord

vervoeging van
voortjakkeren

voortjakkert

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortjakkeren
    • ... dat jij voortjakkert. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortjakkeren
    • ... dat hij voortjakkert. 

Gangbaarheid