vervoeging
onbepaalde wijs to  vomit 
he/she/it  vomits 
verleden tijd  vomited 
voltooid
deelwoord
 vomited 
onvoltooid
deelwoord
 vomiting 
gebiedende wijs  vomit 

vomit

  1. braken, overgeven
    «Shocked by the horrendous scene he could not stop himself from vomiting
    Geschokt door het afgrijselijk schouwspel kon hij zich niet ervan weerhouden over te geven.


enkelvoud meervoud
vomit -

vomit

  1. braaksel