• vol·poe·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
volpoepen
poepte vol
volgepoept
zwak -t volledig

volpoepen

  1. overgankelijk door ontlasten helemaal vullen met stront
     En wees maar blij dat er geen geur-bioscoop is wanneer de stunt waarbij een van de Jackassers een wc bij een sanitairhandel zou volpoepen mislukt: het slachtoffer in hoge nood poept in de auto al zijn broek vol.[1]
  1.   Weblink bron
    André Nientied
    “Jackass, the movie - Jeff Tremaine (video)” (13 februari 2003) op nu.nl