voegde
- voeg·de
vervoeging van |
---|
voegen |
voegde
- enkelvoud verleden tijd van voegen
- Ik voegde.
- Jij voegde.
- Hij, zij, het voegde.
- Ik voegde.
- Het woord voegde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
voegen |
voegde