viste af
- vis·te af
vervoeging van |
---|
afvissen |
viste af
- enkelvoud verleden tijd van afvissen
- Ik viste af.
- Jij viste af.
- Hij, zij, het viste af.
- Ik viste af.
- Het woord viste af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.