Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·sa·foon
enkelvoud meervoud
naamwoord visafoon visafoons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de visafoonm

  1. talencursus waarbij men gebruik maakt van grammofoonplaten

Gangbaarheid

37 % van de Nederlanders;
35 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be