Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·zot·te

Werkwoord

vervoeging van
verzotten

verzotte

  1. enkelvoud verleden tijd van verzotten
    • Ik verzotte. 
    • Jij verzotte. 
    • Hij, zij, het verzotte. 
  2. verbogen vorm van verzot, voltooid deelwoord van verzotten

Bijvoeglijk naamwoord

verzotte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verzot

Gangbaarheid