verzadig
- ver·za·dig
vervoeging van |
---|
verzadigen |
verzadig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzadigen
- Ik verzadig.
- gebiedende wijs van verzadigen
- Verzadig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzadigen
- Verzadig je?
- Het woord verzadig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.