• ver·wees
vervoeging van
verwijzen

verwees

  1. enkelvoud verleden tijd van verwijzen
    • Ik verwees. 
    • Jij verwees. 
    • Hij, zij, het verwees. 
     Een goede vriendin verwees me naar Maurits de Planque, een ervaren survival-instructeur van wie ik het een en ander hoopte te leren, zoals vuur maken, een schuilplaats bouwen en wat ik zou kunnen eten uit de natuur mocht ik verdwalen.[1]
vervoeging van
verwezen

verwees

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwezen
    • Ik verwees. 
  2. gebiedende wijs van verwezen
    • Verwees! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwezen
    • Verwees je? 
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers