Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
verteren

verteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van verteren
    • Ik verteerde. 
    • Jij verteerde. 
    • Hij, zij, het verteerde. 
  2. verbogen vorm van verteerd, voltooid deelwoord van verteren