verteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van verteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verteren | te verteren | ||||||||
toekomend | zullen verteren | te zullen verteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben verteerd | te hebben verteerd | ||||||||
toekomend | verteerd zullen hebben | verteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
verterend | verteerd | ev. verteer |
mv. verouderd verteert |
vertere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | verteer | verteert | verteert | verteert | verteert | verteren | verteren | verteren | |||
verleden (o.v.t.) | verteerde | verteerde | verteerde | verteerde | verteerde | verteerden | verteerden | verteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verteren | zult/zal verteren | zult/zal verteren | zult verteren | zal verteren | zullen verteren | zullen verteren | zullen verteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verteren | zou verteren | zou(dt) verteren | zoudt verteren | zou verteren | zouden verteren | zouden verteren | zouden verteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb verteerd | hebt verteerd | hebt/heeft verteerd | hebt verteerd | heeft verteerd | hebben verteerd | hebben verteerd | hebben verteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had verteerd | had verteerd | had verteerd | hadt verteerd | had verteerd | hadden verteerd | hadden verteerd | hadden verteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verteerd hebben | zal/zult verteerd hebben | zult/zal verteerd hebben | zult verteerd hebben | zal verteerd hebben | zullen verteerd hebben | zullen verteerd hebben | zullen verteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verteerd hebben | zou verteerd hebben | zou/zoudt verteerd hebben | zoudt verteerd hebben | zou verteerd hebben | zouden verteerd hebben | zouden verteerd hebben | zouden verteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm verteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt verteerd | er is verteerd | |||||||||
verleden | er werd verteerd | er was verteerd | |||||||||
toekomend | er zal verteerd worden | er zal verteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou verteerd worden | er zou verteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm verteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | verteerd worden | verteerd te worden | ||||||||
toekomend | verteerd zullen worden | verteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | verteerd zijn | verteerd te zijn | ||||||||
toekomend | verteerd zullen zijn | verteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word verteerd | wordt verteerd | wordt verteerd | wordt verteerd | wordt verteerd | worden verteerd | worden verteerd | worden verteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd verteerd | werd verteerd | werd verteerd | werdt verteerd | werd verteerd | werden verteerd | werden verteerd | werden verteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal verteerd worden | zult verteerd worden | zult verteerd worden | zult verteerd worden | zal verteerd worden | zullen verteerd worden | zullen verteerd worden | zullen verteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou verteerd worden | zou verteerd worden | zou/zoudt verteerd worden | zoudt verteerd worden | zou verteerd worden | zouden verteerd worden | zouden verteerd worden | zouden verteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben verteerd | bent verteerd | bent/is verteerd | zijt verteerd | is verteerd | zijn verteerd | zijn verteerd | zijn verteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was verteerd | was verteerd | was verteerd | waart verteerd | was verteerd | waren verteerd | waren verteerd | waren verteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal verteerd zijn | zult verteerd zijn | zult verteerd zijn | zult verteerd zijn | zal verteerd zijn | zullen verteerd zijn | zullen verteerd zijn | zullen verteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou verteerd zijn | zou verteerd zijn | zou/zoudt verteerd zijn | zoudt verteerd zijn | zou verteerd zijn | zouden verteerd zijn | zouden verteerd zijn | zouden verteerd zijn |