• ver·slikt
  • vervoeging van verslikken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
verslikken

verslikt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verslikken
    • Jij verslikt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verslikken
    • Hij verslikt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verslikken
    • Verslikt! 
vervoeging van: verslikken…
verbogen vorm: verslikte

verslikt

  1. voltooid deelwoord van verslikken