verrees
- ver·rees
vervoeging van |
---|
verrijzen |
verrees
- enkelvoud verleden tijd van verrijzen
- Ik verrees.
- Jij verrees.
- Hij, zij, het verrees.
- Ik verrees.
- Het woord verrees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
verrijzen |
verrees