Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·pap·te

Werkwoord

vervoeging van
verpappen

verpapte

  1. enkelvoud verleden tijd van verpappen
    • Ik verpapte. 
    • Jij verpapte. 
    • Hij, zij, het verpapte. 
vervoeging van: verpappen…
verbogen vorm: verpaptee

verpapte

  1. verbogen vorm van verpapt, voltooid deelwoord van verpappen

Gangbaarheid