Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·mor·zel·de

Werkwoord

vervoeging van
vermorzelen

vermorzelde

  1. enkelvoud verleden tijd van vermorzelen
    • Ik vermorzelde. 
    • Jij vermorzelde. 
    • Hij, zij, het vermorzelde. 
  2. verbogen vorm van vermorzeld, voltooid deelwoord van vermorzelen