verloor
- ver·loor
vervoeging van |
---|
verliezen |
verloor
- enkelvoud verleden tijd van verliezen
- Ik verloor.
- Jij verloor.
- Hij, zij, het verloor.
- Ik verloor.
- ▸ Het was fascinerend om te zien hoeveel zout ik verloor: na dagen zonder douche stond mijn shirt stijf van de zoute strepen en bleef het bijna rechtop staan.[1]
- Het woord verloor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verloor" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
verloor |
verloor |
volledig |
verloor
- verliezen
- «Jy gaan dit verloor!»
- Dat ga je verliezen!
- «Jy gaan dit verloor!»