• ver·kui·len

verkuilen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verkuilen
verkuilde
verkuild
zwak -d volledig
  1. van de ene naar de andere kuil verplaatsen
  2. verplanten van bomen
69 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[2]