Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·goe·lijk·ten

Werkwoord

vervoeging van
vergoelijken

vergoelijkten

  1. meervoud verleden tijd van vergoelijken
    • Wij vergoelijkten. 
    • Jullie vergoelijkten. 
    • Zij vergoelijkten. 

Gangbaarheid