vergoddelijkte
- ver·god·de·lijk·te
vervoeging van |
---|
vergoddelijken |
vergoddelijkte
- enkelvoud verleden tijd van vergoddelijken
- Ik vergoddelijkte.
- Jij vergoddelijkte.
- Hij, zij, het vergoddelijkte.
- Ik vergoddelijkte.
- verbogen vorm van vergoddelijkt, voltooid deelwoord van vergoddelijken
- Het woord vergoddelijkte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.