• ver·geef
vervoeging van
vergeven

vergeef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergeven
    • Ik vergeef. 
  2. gebiedende wijs van vergeven
    • Vergeef! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergeven
    • Vergeef je?