• ver·fraai
vervoeging van
verfraaien

verfraai

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verfraaien
    • Ik verfraai. 
  2. gebiedende wijs van verfraaien
    • Verfraai! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verfraaien
    • Verfraai je? 


  • ver·fraai
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
verfraai
verfraai
volledig

verfraai

  1. overgankelijk verfraaien, versieren
    «Die gordyne is verfraai met knopies en linte.»
    De gordijnen zijn met knoopjes en linten versierd.