• ver·draai·de
vervoeging van
verdraaien

verdraaide

  1. enkelvoud verleden tijd van verdraaien
    • Ik verdraaide. 
    • Jij verdraaide. 
    • Hij, zij, het verdraaide. 
  2. verbogen vorm van verdraaid, voltooid deelwoord van verdraaien

verdraaide

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verdraaid