Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·draai·de

Werkwoord

vervoeging van
verdraaien

verdraaide

  1. enkelvoud verleden tijd van verdraaien
    • Ik verdraaide. 
    • Jij verdraaide. 
    • Hij, zij, het verdraaide. 
  2. verbogen vorm van verdraaid, voltooid deelwoord van verdraaien

Bijvoeglijk naamwoord

verdraaide

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verdraaid