Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·bloem·de

Bijvoeglijk naamwoord

verbloemde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verbloemd

Werkwoord

vervoeging van
verbloemen

verbloemde

  1. enkelvoud verleden tijd van verbloemen
    • Ik verbloemde. 
    • Jij verbloemde. 
    • Hij, zij, het verbloemde. 
  2. verbogen vorm van verbloemd, voltooid deelwoord van verbloemen