Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ve·nijn·bo·men
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de venijnbomenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord venijnboom
    • Drie jonge koeien van een boer uit de Betuwse plaats Ophemert zijn gedood door het eten van taxusbomen (venijnbomen). [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen